Het drugsverbod is altijd al puur moralisme geweest

drugsverbod-altijd-puur-moralisme-geweest

Vorige week riep korpschef Erik Akerboom dat ‘yogasnuivers’, een zelfbedachte groep mensen, verantwoordelijk zijn voor de ondermijnende criminaliteit in Nederland. Het lijkt net alsof de korpschef nog nooit een geschiedenisboek heeft gezien.

Het woord ‘yogasnuivers’ galmt nu al een week na door Nederland. ‘Moeten drugsgebruikers zich schuldig voelen’, is de vraag die nu overal in het land wordt gesteld. NRC Next concludeert na een week discussiëren: ‘wie xtc slikt of coke snuift is medeplichtig aan de zwaarste vorm van criminaliteit.’ 

Dat was precies de bedoeling van de korpschef. Dankzij de zelfbedachte framingscampagne heeft hij mooi kritische vragen over de gefaalde drugsoorlog weten te ontwijken. Beter nog: hij heeft de uitwassen van zijn utopische wereldbeeld volledig op het bordje van de consument gelegd. ‘Ze luisteren niet naar onze wetten!!’ 

Wat een eikels hè, die drugsgebruikers.

Als je goed oplet bij het lezen van dergelijke columns dan vallen misschien een paar signaalwoordjes op. Zo lijkt ‘normalisering’ van drugsgebruik steeds uit de lucht te vallen. Let vooral op het laatste gedeelte van dat woord; ‘-sering’. Het zegt in feite dat iedereen het er vroeger over eens was dat cocaïne slecht was. God had gewoon bepaald dat coke slecht was. Maar de verrotte jeugd van tegenwoordig heeft die normen en waarden nooit meegekregen. Dat krijg je ervan als je de hele dag op een tablet Scarface zit te kijken.

Voordat we ‘iets’ gaan doen tegen die verdorven jeugd, lijkt het me toch even belangrijk om je mee te nemen terug in de tijd, naar het begin van de twintigste eeuw. Veel mensen weten dit niet: maar rond 1900 was cocaïne een veelgebruikt medicijn in Nederland. 

Cocaïne werd aan het begin van de vorige eeuw beschouwd als een middel dat uitermate geschikt was als pijnstiller, afslankmiddel en anti-depressivum. Volgens de bekende grondlegger van de psychologie, Siegmund Freud, had cocaïne maar één nadeel: het kon opraken. 

In Nederland en Duitsland stonden gigantische, legale, cocaïnefabrieken die het witte goud voor Freuds neus moesten leveren. In die tijd was dat heel normaal. Er werd niemand doodgeschoten vanwege cocaïnehandel. De drug werd geproduceerd en gedistribueerd door rijke zakenlieden die handelden in een winstgevend medicijn. Het ging een beetje op dezelfde manier als hoe we nu het cocaïnederivaat ritalin aan onze basisschoolkinderen verkopen. 

Maar op een gegeven moment kwamen de Verenigde Staten roet  in het spreekwoordelijke eten van onze drugsbazen gooien. Na de Eerste Wereldoorlog wilden de VS graag een stukje mee-eten van de internationale economische koek. Maar er was één probleem. Nederland, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk verdienden goud geld met de internationale handel in opium en cocaïne. Die enorme hoeveelheid geld stond de wereldmacht van de Verenigde Staten in de weg. Dat moesten we niet hebben natuurlijk. 

Gelukkig bedachten de Amerikanen een sluwe campagne om die winstgevende handel eens flink in te perken. Ze begonnen huilie-huilie (dat woord bestond toen nog niet) te doen over de gevolgen van de internationale drugshandel. ‘Mensen raken verslaafd!’ Riepen de afgevaardigden tijdens verschillende internationale congressen. 

In eerste instantie waren Europese landen niet zo geneigd om te luisteren naar de klaagzang van de Amerikanen. Wij hadden net zo goed verslaafden. Totdat de VS verschillende landen tegen elkaar uit probeerden te spelen. Bij de Duitsers gingen ze klagen over de opiumhandel van Engeland en Nederland. De Nederlanders en Engelsen werden aangesproken op precies het tegenovergestelde probleem: de cocaïnefabrieken in Duitsland waren toch wel heel groot aan het worden. 

Dankzij een slim politiek spelletje kregen de Amerikanen het voor elkaar om de wereldmachten tegen elkaar op te zetten. In 1914 ondertekenden verschillende landen daarom een internationaal verdrag dat de handel in drugs moest tegengaan.

Honderd jaar laten leveren de legale rijke zakenlieden, die belasting betalen en bijdragen aan de economie, geen cocaïne meer. In plaats daarvan brengen anonieme gastjes op snelle scooters het witte goud tot aan je voordeur. Dat werkt perfect. Doorgaans krijg je binnen een uur het spul op de gewenste plek afgeleverd. Maakt niet uit hoeveel.

Er is alleen één probleem. De laatste jaren zijn vooral kansarme allochtone jongeren in het lucratieve gat in de drugsmarkt gesprongen. Zo weten Marokkanen geld te verdienen, ver boven hun gangbare economische klasse. Dat is een bedreiging voor de gevestigde orde. Straks ondermijnen ze nog het gezag van de white supremacy. Dat moeten we natuurlijk niet gaan normaliseren, in onze vrije democratie.